Naar inhoud springen

Titus Flavius Sabinus (consul suffectus in 52)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Titus Flavius Sabinus
Titus Flavius T. f. T. n. Sabinus
Geboortedatum 1e eeuw
Sterfdatum 20 december 69
Periode Flavische dynastie
Cursus Honorum
Consul in 52 (consul suffectus)
Medeconsul Gnaeus Hosidius Geta
Persoonlijke gegevens
Familie Gens Flavia
Zoon van Titus Flavius Sabinus en Vespasia Polla
Vader van Titus Flavius Sabinus, Titus Flavius Clemens, Flavia
Gehuwd met ?
Broer van Vespasianus, Flavia Vespasia
Portaal  Portaalicoon   Romeinse Rijk

Titus Flavius T. f. T. n. Sabinus (- 20 december 69) was een Romeins politicus en militair. Hij was afkomstig uit Reate en oudste zoon van Titus Flavius Sabinus en Vespasia Polla, en broer van de latere keizer Vespasianus.

Sabinus wordt voor het eerst in de bronnen over de regering van Claudius, in 45, toen hij als een legatus onder Aulus Plautius in Britannia diende, samen met zijn jongere broer, Vespasianus.[1] Hij was nadien zeven jaar lang gouverneur van Moesia.[2] Sabinus was consul suffectus ex. Kal. Nov. in 52, en was praefectus urbi tijdens de laatste elf jaar van Nero's regering.[3] Vanzelfsprekend verwijderd van deze positie bij de troonsbestijging van Galba in 68, vermeldt de historicus Tacitus dat Sabinus kort nadat Otho de macht had gegrepen in januari 69 weer werd aangesteld in deze positie.[3]

Sabinus was een belangrijke steun voor zijn broer: toen Vespasianus zichzelf in financiële problemen bevond tijdens zijn gouverneurschap van Africa, leende Sabinus hem het geld om voort te kunnen doen.[4] Toen Vespasianus gouverneur van Judaea was, was Sabinus een vitale bron van informatie voor hem over de gebeurtenissen in Rome. Na de dood van Otho, slaagde Sabinus erin de cohortes urbanae trouw te laten zweren aan Vitellius, overduidelijk in een poging verder bloedvergieten te voorkomen.[5] Tezelfdertijd wist de consul suffectus Titus Flavius Sabinus, vermoedelijk Sabinus' neef, zijn troepen in Noord-Italië ertoe te brengen zich te onderwerpen aan de generaals van Vitellius. Sabinus bleef de waardigheid van praefectus urbi behouden onder Vitellius.[6]

Kort daarop spraken de legioenen in het oosten zich uit voor Vespasianus, die dan optrok richting Rome, hierbij gesteund door Marcus Antonius Primus. Nadat Vitellius' troepen waren verslagen, bood keizer Vitellius, die de hoop op succes had opgegeven, aan het rijk over te dragen in de handen van Sabinus, totdat zijn broer was aangekomen.[7] Maar Vitellius' Germaanse soldaten weigerden deze regeling en Sabinus werd samen met zijn familie belegerd in het Capitool.[8] Het Capitool werd afgebrand door Vitellius' strijdkrachten en in de verwarring wist Sabinus' familie hun ontsnapping te maken, maar Sabinus zelf werd gevangengenomen en voor de keizer gesleept, die tevergeefs trachtte hem te behoeden voor de woede van de soldaten.[9] Sabinus werd op beestachtige wijze vermoord en zijn overblijfselen werden in een plaats geworpen waar de lijken van misdadigers werden naartoe gebracht.[10] Toen de generaals van Vespasianus bezit van de stad namen, werd Sabinus begraven met de eerbewijzen die een censor zou toekomen.[11]

Sabinus' vrouw wordt niet bij naam genoemd in de antieke bronnen. Sabinus' kinderen waren Titus Flavius Sabinus, consul suffectus in 82, en Titus Flavius Clemens, consul in 95, alsook een dochter, Flavia, die trouwde met Lucius Caesennius Paetus.[12] Hij had waarschijnlijk een oudere broer, die de vader was van Titus Flavius Sabinus, consul suffectus ex Kal. Mai. in 69.

Tacitus omschrijft Sabinus als rechtvaardig en eerlijk, hoewel geneigd om te sociabel te zijn. Zijn falen om het goed versterkte Capitool te houden gedurende de laatste dagen van de burgeroorlog wordt toegeschreven aan zijn gematigdheid, gebrek aan ondernemingszin en onwil Romeinse levens te nemen.[13]

Jaartal : 47 of 52 ?

[bewerken | brontekst bewerken]

Volgens Giuseppe Camodeca, bij het bestuderen van de wasplaten bewaard in het Ufficio Scavi di Pompei, was hij consul suffectus in het jaar 47 na Chr.[14].

 
 
 
 
 
 
 
Flavius Sabinus
 
Vespasia Polla
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Titus Flavius Sabinus
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Vespasianus
69 - 79
 
Domitilla de Oudere
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Titus Flavius Sabinus
 
Titus Flavius Clemens
 
 
 
 
Arrecina Tertulla
 
Titus
79 - 81
 
Marcia Furnilla
 
Domitianus
81 - 96
 
Domitia Longina
 
Domitilla de Jongere
 
Quintus Petillius Cerialis
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Titus Flavius Sabinus
 
Julia Titi
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Titus Flavius Clemens
 
Flavia Domitilla
 
 
  1. Cassius Dio, Romaïkè historia LX 20.3.
  2. Tacitus, Historiae III 75.
  3. a b Tacitus, Historiae I 46, III 75. Vgl. Suetonius, Vespasianus 1.3.
  4. Suetonius, Vespasianus 4.3. Vgl. Tacitus, Historiae III 65.
  5. Tacitus, Historiae II 55.
  6. Plutarchus, Otho 5, Flavius Josephus, Bellum Iudaicum IV 10 § 3, IV 11 § 4.
  7. Suetonius, Vitellius 15.2. Vgl. Tacitus, Historiae III 64.
  8. Suetonius, Vitellius 15.3, Tacitus, Historiae III 69-70. Vgl. Eutropius, Breviarium historiae Romanae VII 18.
  9. Tacitus, Historiae III 73, Cassius Dio, Romaïkè historia LXIV 17.
  10. Tacitus, Historiae III 73-74, 85. Vgl. Sextus Aurelius Victor, De Caesaribus 8.4.
  11. Tacitus, Historiae IV 47.
  12. CIL XIV 2830 = ILS 995.
  13. Publius Cornelius Tacitus, Historiae III 65, 75.
  14. http://www.persee.fr/doc/efr_0000-0000_1991_act_143_1_4093

Antieke bronnen

[bewerken | brontekst bewerken]
  • Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Titus_Flavius_Sabinus_(consul_AD_52) op de Engelstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.
  • T.H. Watkins, Vespasian, in A. Blumberg (ed.), Great Leaders, Great Tyrants?: Contemporary Views of World Rulers Who Made History, Westport, 1995, pp. 320-321.